De herinnering aan 30 mei 2019 knijpt al een week of wat de strot dicht en brengt me vrij regelmatig tot tranen.
Mijn moeder lag in het LUMC waar zij herstelde van een kijkoperatie waarbij een longkwab was verwijderd. Het was de laatste stap in het traject van chemo’s, bestralingen om longkanker te genezen. Ze herstelde in rap tempo, mede dankzij haar ijzersterke wilskracht. Ze had echt zin om beter te worden!
Mijn vader had sinds kort last van kortademigheid. Op een scan was te zien dat er heel veel vocht in de longen zat. Op 30 mei ging ik met hem mee naar het LUMC voor een serie testen om de oorzaak te achterhalen. Konden we gelijk buurten bij mams. We dachten zelf aan een verwaarloosde longontsteking.
Zoals altijd was het fijn samen maar die dag had zoveel meer… Het begon met in de auto stappen. Mijn vader raakte in paniek door ademtekort. Ik pakte hem bij de schouders ‘pap, probeer door je neus in te ademen en door je mond uit te ademen’. We deden het samen, zo bijzonder, en al snel was het goed.
Naast de gebruikelijke plagerijtjes (een hulpbehoevend papa’tje rondrijden in rolstoel is natuurlijk voer voor plagerijtjes: ‘ga jij maar hier (in de hoek) zitten’, racen natuurlijk), was het zo bijzonder dat hij zich door mij liet steunen. In de middag werd roze vocht afgetapt (hallo alarmbellen). In eerste instantie gaf dat een enórme opluchting maar later koude rillingen en een flinke huilbui. Ook toen mocht ik hem steunen. De arts besloot om hem een nachtje te houden ter observatie.
Mijn moeder was zó snel hersteld (in 2 dagen i.p.v. de gebruikelijke 7-10) dat ze naar huis mocht. Ze wilde er níks van weten dat ik haar meenam en regelde dat zij in ziekenhuis mocht blijven. Daar lagen ze dan, 2 verdiepingen van elkaar verwijderd.
Aan het einde van de dag reed ik weg van het LUMC, mijn beide ouders daar achterlatend. Voor wat ik me toen kon voorstellen, was dat toch wel het slechtste scenario denkbaar.